Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [27]Het zal geheellijk [28]tot geweld komen, [29]wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, [zullen zij brengen] [30]naar het oosten; en het zal [31]de gevangenen verzamelen [32]als zand. 27. Te weten het volk van Chaldea. 28. Dat is, om geweld te doen. 29. De zin is: Al wat de Chaldeen zullen zien, dat zullen zij als opslorpen, of opslokken en inzwelgen door de begeerlijkheid hunner ogen, verslindende met hunne ogen alles wat zij zien of ontmoeten. Zie dergelijke manier van spreken, Job 39:27. Hebr. het opslorpen van hun aangezicht zal zijn naar het oosten. Anderen: het aanschouwen van hun aangezicht zal zijn alsof iemand den oostenwind tegenkwam, die in het Joodse land zeer heftig en zeer schadelijk is. 30. Dat is, naar Chaldea, vanwaar deze soldaten gekomen waren, want Chaldea ligt noordoostelijk van Judea; daarheen zouden zij hunne ogen wenden, om derwaarts te keren met buit geladen. 31. Hebr. de gevangenis, dat is, de menigten der gevangenen. 32. Dat is, in ontelbare menigt, gelijk het zand ontelbaar is. Zie Gen.41:49.